Logo Chi Centre

lesgeven

lesgeven

Je hebt leraren nodig, mensen op je eigen niveau en leerlingen om de kunst zo volledig mogelijk te leren.

Lesgeven is meer dan instructies geven. Als rode draad door je leerproces in lesgeven kun je het concept gebruiken van 'Circulair Lesgeven'.

Lesgeven
Als je les gaat geven is het van belang je te realiseren dat alle principes die je in je training steeds weer in ere wilt houden, ook in je les geven van groot belang zijn. Ten eerste dus: ontspan, vlak daarna: zink, vloeien, structuur en rond.

Circulair, rond, lesgeven maakt het mogelijk te groeien in je ervaring als trainer en je studenten de kans te geven zelf ook te groeien op een natuurlijke, niet geforceerde manier. Circulair lesgeven voorkomt dat je grote brokken maakt, dat je uitgeput raakt of door emoties als teleurstelling, boosheid, strengheid e.d. het plezier in lesgeven kwijt zou raken.

Circulair lesgeven is ook noodzakelijk om respectvol om te gaan met hen die in goed vertrouwen naar jou toe komen om te leren.

Uitgangspunten
- Iedereen leert anders
- Leren gaat ‘circulair’ i.t.t. ‘lineair’.
- Leren gaat geleidelijk én sprongsgewijs

Vuistregels
- Van grof naar fijn
- Van buiten naar binnen
- Geleidelijk


Leren en lesgeven volgt een circel:

-1- uitgangspunt (evenwicht), -2- nieuwe informatie (disbalans) -3- innerlijk zoekproces, -4-integreren van nieuwe informatie, -5- nieuw evenwicht.

Circulair lesgeven betekent dat je empathie, het je kunnen inleven in de ander, tot middelpunt maakt van je lesmethode. Een leraar heeft enerzijds een doel voor ogen en een ‘ideaal beeld’ van hoe een bepaalde oefening gedaan zou moeten worden. Dit vormt de kern van het ‘lineair lesgeven’, de overdacht van kennis van leraar op leerling. De leraar zegt hoe het moet en doet dat voor, de leerling luistert en doet de leraar na. De leraar heeft door eigen training een diep doorleefd begrip van de onderliggende principes van de oefening.

Naast dit begrip is er echter ook het besef niet de volledige kennis te bezitten van de achterliggende principes van de oefening aangezien deze kennis gelaagd is en altijd nieuwe inzichten zal tonen.

Dit besef helpt je om ook op deze manier naar je leerlingen te kijken. zie waar ze nu zijn, bedenk op een lineaire manier waarheen ze zouden kunnen gaan en benader tenslotte je leerling op een circulaire manier, d.w.z. schat in, geef een aanwijzing en check vervolgens door te kijken en door er naar te vragen of de leerling de informatie heeft kunnen begrijpen en integreren. Of het je leerling heeft geholpen dichter bij de principes van de oefening te komen. als dat zo is kun je kiezen voor nog een aanwijzing. Als dat niet zo is kun je bedenken hoe je op een andere manier de informatie kunt aanbieden.

Verandering en weerstand
Elk dier en elk mens leeft binnen een krachtenspel tussen stilstand en verandering, tussen balans en disbalans. Stilstand betekent rust, rust betekent een veilig gevoel. Verandering betekent prikkeling, groei, opwinding en spanning. Beide krachten, Jin en Yang, zijn altijd in verschillende mate aanwezig.

Voor de praktijk van het lesgeven is het van belang je bewust te zijn van deze twee krachten. De veranderkracht noemen we motivatie, nieuwsgierigheid, inspanning, inzet enz. de kracht die het veranderingsproces afremt of stagneert wordt wel weerstand genoemd.

Het is belangrijk je als leraar te realiseren dat beide krachten altijd bij iedereen werkzaam zijn en ook moeten zijn. Weerstand heeft soms een negatieve klank maar is even noodzakelijk als de wil om te veranderen. Verandering en weerstand daar tegen houden elkaar in dynamisch evenwicht en bepalen hoe iemand leert en vooruit gaat met zijn training.

Elke correctie die je geeft aan een leerling verstoort tot op zekere hoogte het tijdelijke evenwicht waarin die leerling zich bevindt. Hoe goed de interventie ook is, altijd raakt de leerling enigszins uit balans en herstelt zich vervolgens met het integreren (of niet) van de nieuwe informatie.

Hier kun je weer gebruik maken van de circel: als ik bij -1- begin toestand (evenwicht), waar wil ik de leerling naar toe begeleiden (-2-) interventie en (-3-) hoe integreert de leerling de nieuwe informatie. Hier ligt de sleutel van effectief lesgeven: komt mijn aanwijzing aan? Of niet? Zie ik dat de leerling de nieuwe informatie kan verteren? Of niet? Zo ja, kan ik een volgende interventie geven of moet ik wachten? Zo nee, hoe komt het dat de informatie niet wordt geïntegreerd?

Deze inschatting kan zeer complex zijn en is afhankelijk van je achtergrond kennis op andere gebieden, zoals je eigen levenswijsheid, gevoeligheid, kennis van deze leerling als persoon en eventueel psychologische, pedagogische of andere theorieën.

De circel blijft echter altijd dezelfde: je maakt contact en schat iemand in, doet vervolgens een interventie en kijkt vervolgens wat het effect is.


Inhouds en betrekkingsniveau
Eén niveau dieper. Inhoud (leerstof) en betrekkingsniveau (de relatie leerling-leraar). Naast de behoefte aan verandering versus de behoefte aan veiligheid en homeostase is er de relatie tussen leraar en leerling.

Een leraar verdient het vertrouwen door dingen te zeggen die blijken te kloppen. Als je drie keer iets juist observeert dan zal je leerling je meer krediet geven bij een vierde opmerking. Als je dingen zegt die niet kloppen, of die je leerling niet herkent of die je leerling te veel uit balans brengen zal het vertrouwen verminderen.

Je kracht als trainer bestaat dus bij de gratie van een dynamisch evenwicht van zaken die ‘kloppen’ en daardoor geruststellen en zaken die nieuw zijn en dus ‘niet kloppen’ en daardoor disbalans en spanning veroorzaken.

Ook hier speelt dus weer de circel; elke interventie, elke opmerking elke uitleg die een leraar geeft wordt geïnterpreteerd door de leerling, wel of niet bruikbaar bevonden en vervolgens in meer of mindere mate ‘verteerd’. Te veel informatie of te veel ‘ontregelende correcties’ beschadigen de vertrouwensband.

Natuurlijk is dit proces nauw verwand aan het vorige onderwerp over verandering en weerstand. Te veel verandering leidt tot angst en spanning waardoor ‘weerstand’ wordt opgeroepen zodat de leerling zichzelf kan kalmeren. Pas als die rust is bereikt is een leerling mogelijk bereid en in staat om een nieuwe verandering aan te gaan en dus iets nieuws te leren.

De mate waarin mensen verschillen in de hoeveelheid ‘spanning’ die ze kunnen verdragen is enorm: de één stapt lachend uit de achtbaan, de ander groen van ellende. Ook de mate waarin mensen hun leraar kunnen vertrouwen en dus informatie kunnen verteren is zeer groot. Als je les geeft helpt het om je bewust te zijn van deze verschillen. Als je dat niet doet merk je in het beste geval dat je interventie niet veel effect hebben. In het slechtste geval ontstaan situaties met spanningen of agressie of wordt je als leraar te veel op een voetstuk geplaatst waardoor het leerproces van je leerlingen stagneert.